Orgels / Amsterdam / Mozes & Aäronkerk
Waterlooplein, Amsterdam

 Kerk
 

De Mozes & Aäronkerk aan het Waterlooplein in Amsterdam werd gebouwd in de periode 1837/1841 naar het ontwerp van architect T.F. Suys. De kerk werd op 26 oktober 1841 in gebruik genomen. Het kerkgebouw heeft het aanzien van een Grieks tempelfront. De twee houten torens zijn geďnspireerd op de Saint Sulpice in Parijs.
De pastorie aan de rechterkant verdween in de jaren '60 van de vorige eeuw bij de aanleg van het Meester Vissperlein en de toegang tot de IJtunnel.

Orgel
   
Foto 1: © P. Bron. Situatie tot 1878.

Na de bouw in 1841 van een grote kerk voor de Rooms Katholieke gemeente aan het Amsterdamse Waterlooplein werd het oude orgel uit de schuilkerk, gebouwd in 1772 door Johannes Petrus Hilgers, in dit gebouw geplaatst, na wijzigingen door Leonard van der Brink. In 1871 voltooiden de gebroeders Adema een groot frans-georiënteerd orgel. Van het oude orgel werden zes stemmen (deels) opnieuw gebruikt. Als adviseur bij de bouw trad de franse vice-consul Charles-Marie Philbert op. Op 30 april 1871 speelde Alphonse Mailly uit Brussel het inwijdingsconcert. Op het orgel speelden later ook Camille Saint-Saëns en Charles-Marie Widor.
In 1878 verving men een deel van de tongwerken door pijpwerk van Franse makelij. In 1887 voerde Philbert een uitbreiding uit met vier stemmen. Ook werden in dat jaar de beide zijvelden aan het front gemaakt.
In 1954 voegde Hubert Schreurs de Cymbale toe.
In 1977 maakten de gebroeders Schreurs het instrument weer bespeelbaar, nadat het al enkele jaren in slechte staat verkeerd had.
Rond 1980 bleek echter dat de situatie ernstiger was dan gedacht. De mechanieken en windladen waren erg slecht, en nog maar enkele registers waren goed bruikbaar. Onder advies van Jan Jongepier en organist Jan Raas werd in 1985 een restauratieplan gemaakt. De firma Flentrop kreeg de opdracht, en eind 1989 werd met het werk begonnen. Na inventarisatie van alle problemen en daarmee gerelateerde werkzaamheden startte de restauratie op 1 februari 1993. Bij de restauratie is alles hersteld, met de situatie van 1878 als uitgangspunt. De Cymbale uit 1954 is verwijderd. De toetsomvang van de manualen is met twee halve tonen vergroot tot g'''. Verder is de toonhoogte enigszins verhoogd. Op 7 oktober 1994 is het instrument weer in gebruik genomen.

Dispositie van het Adema/Philbert-orgel (1871):

Grand Orgue:

Positif:

Pedale:

Principaal 16'

Viola Major 16'

Subbas 32'

Gedekt 16'

Viola 8'

Contrebas 16''

Principaal 8'

Salicionaal 8'

Subbas 16'

Diapason Harmoniek 8'

Gedekt 8'

Open Bas 8'

Portunaal 8'

Viola 4'

Kwint 10 2/3'

Gedekt 8'

Gedekt 4'

Violoncel 8'

Kwint 5 1/3'

Kwintviool 2 2/3'

Open Bas 8'

Principaal 4'

Viola 2'

Open Fluit 4'
Diapason Harmoniek 4' Mixtuur II-VI sterk Bazuin 16'
Principaal 2' Fagot 16' Trompet 8'
Mixtuur IV-VII sterk Fagot-Hobo 8' Trompet 4'
Kornet III-V sterk
Ripiëno II sterk Récit Expressif: Werktuiglijke registers:
Baryton 16' Kwintatoon 16' Koppel Grand Orgue-Récit
Trompet 8' Violoncel 8' Koppel Grand Orgue-Positif
Trompet 4' Vox Coelestis 8' Koppel Positif-Récit
Fluit Harmoniek 8' Koppel Pedaal-Grand Orgue
Dwarsfluit Harmoniek 4' Koppel Pedaal-Positif
Kwintfluit 2 2/3' Koppel Octaaf Grave - Positif
Piccolo Harmoniek 2' Octaafkoppel-Pedaal
Terts 1 3/5' Tremulant Récit Expressif
Trompet Harmoniek 8' 8 afsluiters
Vox Humana 8'

Terug naar boven