Orgels / Amsterdam / Nieuwe Kerk
Dam 1, Amsterdam

Kerk

Toen Amsterdam in de 15e eeuw sterk groeide, bood de Oude Kerk niet voldoende plaats aan de kerkgangers en diende een nieuwe kerk te worden gebouwd. Door burger Willem Eggert werd zijn boomgaard als bouwgrond geschonken en in 1409 werd de Nieuwe Kerk in gebruik genomen.
De kerk is drie keer verbrand, waarbij het gebouw na een brand in de winter van 1645 niet veel meer dan een ruïne was. De Nieuwe Kerk werd met man en macht hersteld, in later eeuwen nog door diverse restauraties gevolgd. De grootste restauratie in haar geschiedenis vond plaats in de jaren 1959-1980. Een jaar voor de heropening werd de Nationale Stichting De Nieuwe Kerk opgericht, waardoor thans tal van activiteiten in de Nieuwe Kerk kunnen worden ontplooid.

Hoofdorgel

 

Na de grote kerkbrand van 11 januari 1645 werd besloten een nieuw orgel te laten bouwen door German van Hagerbeer. Hij nam het werk aan, maar overleed in april 1646. Een nieuw contract werd pas in 1650 gesloten met Schonat. Deze bouwde het orgel in vijf jaar. Het werd opgeleverd in november 1655. Als bijzonderheid kan worden vermelden dat op de torenromp (van de nooit voltooide toren) een balgenhuis werd geplaatst om de orgelbalgen kwijt te kunnen. Het instrument had bij oplevering twee manualen en vrij pedaal met ongeveer 26 registers. Organist in de Nieuwe Kerk was de bekende organist en componist Anthonie van Noordt.
Reeds in 1668 wilde men het orgel verbouwen. Het werk werd aanbesteed aan Jacobus van Hagerbeer, maar ook hij overleed (in 1670). Zijn meesterknecht Roelof Barentszoon Duyschot nam het werk over en voltooide het in 1673. Waarschijnlijk breidde hij het orgel uit met 17 registers en een derde manuaal. Het had nu (volgens Hess) 43 stemmen. Het orgel had zeer veel pijpverdubbelingen (voor het grootste deel door Van Hagerbeer geplaatst).
Na deze periode werkt Johannes Duyschot nog aan het orgel. In 1698 vernieuwde hij veel versleten onderdelen.

Het onderhoud van het orgel was tot 1723 in handen van Johannes Duyschot. Zijn zoon Andries nam dit over tot 1732. Hierna was Matthias Schultze tot zijn dood in 1753 de onderhoudsbouwer. Hij maakte in 1750 een nieuw pedaalklavier. Christiaan Müller onderhield het tot 1762 en zijn tremulant is nog altijd aanwezig. Pieter Müller volgde hem op in 1762. Die maakte in 1776 nieuwe klavieren en koppels. In 1780 ging het onderhoud over in handen van Jan Jacob Vool. In de negentiende eeuw waren het Hermanus Knipscheer sr. en jr. die het onderhoud pleegden.
In 1825 bouwde Knipscheer sr. een nieuwe Trompet voor het hoofdwerk. Knipscheer jr. voerde in 1836 reparaties uit. Deze werden echter niet goedgekeurd. Jonathan Bätz restaureerde het hele orgel in de jaren 1838-1840. Hij voegde enkele stemmen toe en verwijderde een groot deel van de dubbelkoren. Het onderhoud bleef hierna bij Bätz en later bij Witte.
In 1912 werd het balghuis afgebroken bij de restauratie van de kerk. Maarschalkerweerd maakte een nieuwe windvoorziening en wijzigde enkele stemmen. Steenkuyl wijzigde nog enkele stemmen in 1916 en de registerborden in 1921. J. de Koff voerde een betrekkelijke restauratie uit in 1956/1957. In 1959 werd het orgel gedemonteerd wegens de bouwvalligheid en de gehele restauratie van de kerk.
De voorbereidingen voor de grote restauratie begonnen reeds in 1961.
In 1970 startten Marcussen & Son met een restauratie en reconstructie van de situatie van vlak vóór het ingrijpen van Bätz (1838), echter met behoud van enkele stemmen van Bätz. Adviseur bij de werkzaamheden was Cor Edskes, terwijl Onno Wiersma namens de Rijksdienst voor Monumentenzorg betrokken was bij het werk. De restauratie werd voltooid in oktober 1981. Alle verdubbelingen werden weer teruggeplaatst. Op 8 november 1981 is het orgel weer in gebruik genomen met een concert door Gustav Leonhardt en Bernard Winsemius.

Dispositie van het Schonat/Van Hagerbeer-orgel (1655/1763):

Hoofdwerk:

Rugwerk;

Bovenwerk:

Pedaal:

Prestant 16'

Prestant 8'

Prestant 8'

Prestant 16'

Quintadena 16'

Holpijp 8'

Baarpijp 8'

Bourdon 16'

Octaaf 8'

Quintadena 8'

Quintadena 8'

Octaaf 8'

Holpijp 8'

Octaaf 4'

Octaaf 4'

Bourdon 8'

Octaaf 4'

Open Fluit 4'

Octaaf 2'

Roerquint 6'

Gemshoorn 4'

Quintfluit 3'

Nasard 1 1/2' Octaaf 4'

Quint 3'

Superoctaaf 2'

Sifflet 1'

Quint 3'

Mixtuur VI-VIII sterk

Speelfluit 2'

Sesquialter II-VI sterk

Mixtuur VII sterk
Scherp VI-VIII sterk Fluit 2' Scherp III-VI sterk Bazuin 16'
Dulciaan 16' Quartane II-IV sterk Trompet 8' Trompet 8'
Trompet 8' Sexquialter II-X sterk Vox Humana 8' Trompet 4'
Mixtuur VI-X sterk
Scherp VIII-XII sterk Werktuiglijke registers:
Cornet VI-IX sterk disc. Koppel Rugwerk-Hoofdwerk
Trompet 8' Koppel Hoofdwerk-Bovenwerk
Koppel Pedaal-Hoofdwerk
Koppel Pedaal-Rugwerk
Tremulant Rugwerk
Tremulant Bovenwerk

Koororgel

Het transeptorgel uit de Nieuwe Kerk dateert uit 1651 en het orgel is gebouwd door Jacobus van Hagerbeer, die het werk van zijn overleden halfbroer Germer Galtus van Hagerbeer overnam. Mogelijk is de kas van ouder datum. Het orgel had één manuaal en aangehangen pedaal.
In 1664 is het door Jacobus van Hagerbeer verbouwd. Hij maakte een nieuwe lade. Mogelijk heeft het orgel voor die tijd ook een klein borstwerk gekend. Het kleine orgel wordt door de eeuwen door verschillende gerenommeerde bouwers onderhouden en gerepareerd, waaronder Duyschot, Schulze, Müller, Vool, Knipscheer en Bätz.
In 1866 plaatste Pieter Flaes nieuwe frontpijpen. Vermoedelijk is toen het binnenwerk uit het orgel gehaald, maar dat kan ook in 1910 zijn gebeurd. In dat jaar is in elk geval de oude windvoorziening weggehaald. Wat over bleef was de oude kas met frontpijpen van Flaes, de windladen, de mechaniek en de klavieren. Sommige bronnen vermelden dat Maarschalkerweerd in 1912 nieuwe frontpijpen maakte, die in 1948 sprekend zijn gemaakt.
Onder advies van mr. A. Bouman bouwde Flentrop in 1948 een nieuw binnenwerk. Er werd uitgegaan van een laat zestiende eeuws orgel (ca. 1570). Er ging hierbij nog enig oud materiaal verloren, maar de mechaniek en de klavieren bleven bewaard. De dispositie werd niet gereconstrueerd.
Het orgel werd in de jaren zestig gedemonteerd voor de kerkrestauratie. In 1989 is een reconstructie voltooid in de oorspronkelijke zeventiende eeuwse toestand. Veel veranderingen uit 1948 moesten worden hersteld, de windladen en de kas werden volledig gereviseerd en de mechaniek werd gerestaureerd. Al het pijpwerk werd nieuw gemaakt volgens gereconstrueerde mensuurtabellen. De dispositie is overgenomen uit Hess' dispositiën. De windvoorziening werd ook geheel opnieuw gebouwd. Op 6 juni 1989 volgde de officiële ingebruikname van het geheel gereconstrueerde orgel. Adviseurs bij de werkzaamheden waren Cor Edskes en Onno Wiersma. Bij de ingebruikname werd het orgel bespeeld door Gustav Leonhardt en Bernard Winsemius.

Dispositie van het Van Hagerbeer/Flentrop-orgel (1651/1989):

Manuaal:

Zijwerk:

Pedaal:

Prestant 8'

Prestant 8'

Aangehangen aan zijwerk

Holpijp 8'

Quintadena 8'

Octaef 4'

Octaaf 4'

Werktuiglijke registers:

Gemshoorn 2'

Fluyt 4'

Koppel Manuaal-Zijwerk basc./disc.

Tertiaen 1 3/5'

Quint 3'

Koppel Pedaal-Manuaal

Quintfluit 1 1/2'

Tertiaan 1 3/5'

Tremulant

Quint 1 1/2'

Trompet 8' basc./disc.

Afsluyting

Superoctaaf 1'

Mixtuer IV-V sterk
Scherp IV-VI sterk
Sexquialtra II sterk vanaf g
Dulciaan 8'

Terug naar boven