Orgels / Amsterdam / Oude Kerk
Gravenstraat 7, Amsterdam

Kerk

Al bij het ontstaan van Amsterdam als een kleine nederzetting bij de dam in de Amstel, was er sprake van een houten kapel. De huidige gedaante van de kerk is ontstaan tussen 1300 en 1578. Voor de Reformatie werd de kerk gewijd aan Sint Nicolaas en na de bouw van de Nieuwe Kerk aan de Dam in 1409, werd voor het eerst gesproken over de Oude Kerk, die na 1578 in gebruik werd genomen door de Hervormden.
Nadat het gebouw in zeer slechte staat verkeerde, werd het in 1955 overgenomen door de Stichting Oude Kerk. Men restaureerde de kerk waarna deze in 1979 weer open kon. De kerk heeft de titel 'Europees Monument' gekregen en behoort daarmee tot de belangrijkste gebouwen in Europa.

Hoofdorgel

Het Oudekerks-orgel te Amsterdam werd door Christian Vater gebouwd tussen 1724 en 1726. Het maakte plaats voor het Van Covelens-orgel uit 1545, waar Jan Pieterszoon Sweelinck organist op was. Dit werd in 1723 afgebroken.
Op 30 september 1726 werd het nieuwe  orgel van Vater gekeurd en op 13 oktober is het in gebruik genomen. Het had bij oplevering 45 stemmen. De ornamenten zijn gemaakt door Jurriaan Westerman, die ook de kas had ontworpen. Al in 1728 verzocht de organist van de kerk Johannes Ulhoorn om enkele wijzigingen. Op het Rugwerk werd de Hobo vervangen door een Trompet, en er werd een Scherp geplaatst. Op het Hoofdwerk werden een Scherp en een Sesquialter geplaatst.
Omdat de toren van de kerk ernstig aan het verzakken was, werd in de jaren 1730 het orgel gedemonteerd en opgeslagen. Orgelbouwer Johann Caspar Müller voerde het werk uit. Hij uitte veel kritiek op het werk van Vater. Hij voegde negen stemmen toe en verdubbelde verschillende koren. Het orgel had nu 54 stemmen. De toetsdruk was enorm zwaar geworden, zodat het orgel ook berucht werd. De Cornet IX sterk van het Rugwerk werd later nog uitgebreid tot X sterk. Op 22 februari 1742 werd het orgel gekeurd door Henricus Radeker uit Haarlem en N. Ebeling uit Den Haag.
J.H.H. Bätz voerde in 1762/1763 verbeteringen uit. Hij verving de Quint 3' van het Hoofdwerk door een Roerquint 3', en op het Pedaal werden de Woudfluit 2' en de Cornet 2' vervangen door respectievelijk een Nachthoorn 2' en een Singhoorn 2'.
In 1869/1870 werd het orgel opnieuw behoorlijk onder handen genomen door C.G.F. Witte. Deze maakte nieuwe klavieren en een nieuwe tractuur. Hij veranderde ook toonhoogte, stemming en intonatie, en stelde verschillende dubbelkoren buiten gebruik, of verwijderde deze. De Cornet van het Rugwerk bracht hij terug tot V sterk. De Scherp van het Rugwerk verving hij door een Carillon III-IV sterk en op het Hoofdwerk werd de Open Fluit 2' ingewisseld voor een Roerfluit 2'. Op 23 oktober 1870 is het instrument weer in gebruik genomen.
De balgen zijn door de fa. S.F. Blank in 1979 hersteld in de oorspronkelijke staat. In 1987 plaatsten zij een nieuwe klaviatuur, geïnspireerd op Christian Müllers werk. De klaviatuur van Witte werd in het orgelmuseum opgeslagen.

Dispositie van het Vater-orgel (1726):
Hoofdwerk: Rugwerk: Bovenwerk; Pedaal:
Prestant 16’ Prestant 8’ Quintadeen 16' Prestant 16'
Bourdon 16' Holpijp 8’ Prestant 8' Subbas 16'
Prestant 8' Quintadeen 8’ Quintadeen 8' Prestant 8'
Holpijp 8' Octaaf 4' Viola di Gamba 8' Roerquint 6'
Quint 6' Gemshoorn 4' Baarpijp 8' Octaaf 4'
Octaaf 4' Quint 3' Octaaf 4' Nachthoorn 2’
Roerfluit 4' Octaaf 2' Gemshoorn 4' Mixtuur VI sterk
Roerquint 3' Woudfluit 2' Nasard 3' Bazuin 16'
Octaaf 2' Sesquialter II-IV sterk Octaaf 2' Trompet 8'
Fluit 2' Cornet V sterk disc. Sesquialter IV sterk Trompet 4'
Sesquialter IV sterk disc. Carillon III-IV sterk Cymbel III sterk Zink 2'
 Mixtuur V-VIII sterk Mixtuur V-VIII sterk Dulciaan 8'   
 Scherp IV-VI sterk  Scherp IV-VI sterk Trompet 8'  Werktuiglijke registers:
 Trompet 16'  Fagot 16' Vox Humana 8' Koppel Hoofdwerk-Rugwerk
 Trompet 8'  Trompet 8'   Koppel Hoofdwerk-Bovenwerk
      Koppel Pedaal-Hoofdwerk
      3 Tremulanten
      4 Afsluiters
      Calcantenschel
      Ventiel

Koororgel
 

Het kleine orgel van de Oude Kerk in Amsterdam werd door Schonat gebouwd in 1658 en verving een Niehoff-orgel uit 1550.
In later tijd is het binnenwerk uit het Schonat-orgel gehaald door Friedrichs, die in 1823 een orgel bouwde voor de Zuiderkerk te Amsterdam. Hier gebruikte hij het Schonat-pijpwerk voor. Nadat deze kerk werd gesloten, verhuisde het orgel naar Aalten, overigens zonder front. In 1977 werd in Aalten een reconstructie van het Friedrichs orgel uitgevoerd door Verschueren. Het oude Schonat-pijpwerk werd uiteindelijk gebruikt voor de bouw van een orgel in de Groene Kerk te Oegstgeest door Metzler.
In 1965 hebben Ahrend & Brunzema een nieuw binnenwerk vervaardigd. De oude dispositie, zoals vermeld door Hess, is uitgangspunt geweest. Er is echter één stem aan toegevoegd: een Gemshoorn 2' op het Hoofdwerk. Het orgel kreeg een evenredig zwevende temperatuur. In 2002 is deze temperatuur echter gewijzigd in een middentoonstemming door Flentrop. Op 29 juni 2002 is het instrument weer in gebruik genomen met een speciaal concert door Gustav Leonhardt en Matteo Imbruno.

Dispositie van het Schonat/Ahrend & Brunzema-orgel (1658/1965):
Hoofdwerk: Borstwerk: Pedaal: Werktuiglijke registers:
Prestant 8' Gedekt 8' Bourdon 16' Koppel Pedaal-Hoofdwerk
Holpijp 8' Prestant 4' Octaaf 8' Koppel Pedaal-Borstwerk
Quintadeen 8' Octaaf 2' Trompet 8' Tremulant
Octaaf 4' Dulciaan 8'
Quint 3'
Octaaf 2'
Gemshoorn 2'
Mixtuur V-VI sterk
Scherp IV-V sterk
Trompet 8'

Terug naar boven