Orgels / Westzaan / Grote- of Sint Joriskerk
Torenstraat 1, Westzaan

Kerk
 

Situatie 1580-17e eeuw                
Al hoewel omstreeks 960 na Christus de naam van het dorp Westzaan in de archieven voorkomt als Westsaghem, Wesagnem en Westzegnem, lijkt dat betrekking te hebben op een plaats in de buurt van Sassenheim. De eerste concrete vermelding over het dorp ten westen van de Zaan dateert uit circa 1300. Vermoedelijk kwamen rond die tijd ook de eerste bewoners in deze streek. Sommigen zeggen dat het dorp voordien aan de Zaan heeft gelegen maar in circa 1155 totaal was verwoest, waarna het op zijn oorspronkelijke plaats werd herbouwd.
Vanaf 1397 werd Westzaan moederdorp van de Banne van Westzaan. Het dorp werd daarmee het bestuurlijk centrum aan de westzijde van de Zaan en ressorteerde onder de baljuw van Beverwijk.

13e of 14e eeuw: eerste kerk of kapel

Al in het jaar 1316 waren er in Westzaan geestelijken, dus zal er toen waarschijnlijk al een kerk of kapel hebben gestaan. Waar deze dan stond, is niet bekend. De Zaanse geschiedschrijver Soeteboom dateerde de voormalige kerk en toren van Westzaan op circa 1300. Historische bronnen uit 1462 spreken over een kerk op de plaats van de huidige Grote Kerk, gebouwd op een grote, hoge terp. Op 14 september van dat jaar kreeg de Banne Westzaan toestemming om een rechthuis te bouwen bij de kerk. Dat rechthuis was de voorloper van het in 1782 gebouwde rechthuis dat opnieuw naast de kerk staat. Het gebouw was gewijd aan de heilige Joris van Capadocië uit de 13e eeuw (die mogelijk nooit echt heeft bestaan).

Ca. 1530: bouw tweede kerk

Reconstructietekening zoals de tweede kerk van Westzaan er vermoedelijk moet hebben
uitgezien (Calixtuskerk Groenlo, geprojecteerd op een gespiegelde tekening van omstreeks
1600. © Zaans Erfgoed nummer 36.

 
Plattegrond van de tweede Grote- of Sint Joriskerk van Westzaan (rood/geel) en de huidige
Grote- of Sint Joriskerk (blauw)

Op basis van in 2010 gedane opgravingen moet worden geconcludeerd dat rond 1530 een nieuwe kerk is gebouwd, waarbij mogelijk delen van de oude Sint Joriskerk zoals bijvoorbeeld de toren, in de nieuwbouw werden verwerkt. Het moet een zogenaamde pseudobasiliek zijn geweest, zoals ook in bijvoorbeeld Assendelft, Jisp en Wormer stonden. Deze was ruim twee maal zo groot als de huidige kerk; de fundamenten reiken tot aan het huidige Rechthuis. Het was een gotisch bouwwerk met vrij grote ramen met spitsbogen. De muren waren opgetrokken in vrij grote bakstenen van een oranjerode, gele of geelroze kleur en werden gesteund door forse steunberen. Vermoedelijk had de kerk een grijs leistenen dak.
In 1572-1573 hielden de Geuzen onder leiding van Govert 't Hoen vanaf de 47 meter hoge kerktoren de Spaanse schepen op het IJ in de gaten in verband met het beleg rondom Haarlem. Govert 't Hoen werd wel getypeerd als "een man, als David, klein van gestalte - misschien ook rosch van aangezicht, wat ik niet weet, doch voorzeker bruin van vel - maar ook als David groot van moed, en die, met al het vuur, dat blaakte in zijn stoute borst, hijgde naar de gelegenheid, om den Spaansche bedervers hunne streken betaald te zetten." Maar als wraak plunderden en vernielden de Spanjaarden in februari 1574 het grootste deel van dorp inclusief de kerk. De toren kregen zij echter niet omver. Het solide bouwwerk werd wel ontdaan van trappen en zolder maar bleef verder gespaard.

1580: bouw derde (houten) kerk

Tekening van de ruïne van de kerk van Westzaan met de derde houten
kerk omstreeks 1600.

Tussen de ruïnes van de 14e of 15e-eeuwse Grote- of Sint Joriskerk werd in 1580 een houten kerk gebouwd waarin de protestanten samen kwamen. Het gebouw moest echter voortdurend worden hersteld. Zo werd in 1637 het dak vernieuwd en in 1642 verzochten de kerkmeesters het dorpsbestuur om het gebouw te mogen vergroten. Het duurde tot de jaren '30 van de 18e eeuw voor die toestemming werd verkregen. Ondertussen werd de oude toren voorzien van een nieuwe luidklok, gegoten in 1658 door F. Hemony, die zich twee jaar daarvoor in Amsterdam had gevestigd. Ongetwijfeld hoorde dus de Westzaanse tot een van de eerste luidklokken van Hemony. Deze klok droeg het randschrift: “Gerrit Ysbrants, Claes Jansz, Jan Claesz Schepenen, Myes Jansz. Lyukes Claesz Kerckmrs tot Wessanen, F. Hemony fec. Ao 1658”.
In 1732 bleek het nodig om de glooiing van de Hogedijk te Zaandam te versterken met steen. Vanwege de schaarste van dit materiaal in de Zaanstreek met haar vele houtbouw, werd besloten "omme de puijn en steene afgebroken vande oude murage bij de kerk tot Westzanen, te brengen ente vervoeren aen de buijten onderdijk van den hogendijk" waarbij de kerkelijke gemeente 2 gulden per 1967 kilo kreeg. Een deel van de oude muren bleef nog staan.


1741: bouw huidige Grote- of Sint Joriskerk

Situatie 1741-1761                                                                                                                 Situatie 1764-begin 19e eeuw


Situatie sinds 1843

In 1739 kreeg Jan van der Streng, timmerman uit Amsterdam de opdracht om de nieuwe kerk te bouwen. Hij vervaardige vermoedelijk ook het ontwerp. Het werd een indrukwekkend gebouw voor een klein dorp als Westzaan; de ruime, hoge kerk kreeg een voorgevel in deftige Régencestijl, herinnerend aan de Amsterdamse grachtenpanden. De kerk kreeg de plattegrond van een Grieks kruis met een ruim middengedeelte en korte, gelijke beuken, waartussen zich kwartronde gedeelten bevinden. Op een duidelijk zichtbare plaats (op de oostgevel) werd het wapen van de Banne Westzaan aangebracht, zodat dit hoog boven de verdere omgeving zou uitsteken. De kerk werd gebouwd tegen de 13e of 14e-eeuwse kerktoren. Op 4 april 1740 werd begonnen met de graafwerkzaamheden voor de fundering; op 20 april  begon men met het heien en op 3 mei met het opmetselen van de 70 centimeter dikke muren. Op 10 mei 1740 legden vier kinderen van Westzaanse notabelen voor elke kerkpilaar de officiële eerste steen. De eerste onder de noordwest-pilaar werd gelegd door de latere schout en secretaris Simon Jongewaert Junior, onder de zuid-westpilaar door Pieter van Broeck, onder de zuidoost-pilaar door Willem Bruijgon Tip, een van de laatste regenten van de Banne, onder de noordoost-pilaar door Simon Stolp. Overigens kregen twee van deze eerste-steen-leggers later grote ruzie: Simon Jongewaert en Willem Bruijgom Tip. Laatstgenoemde was overtuigd Patriot in tegenstelling tot Jongewaert, die zich rond 1785 dan ook volledig terugtrok uit het openbare leven. Op zijn verzoek werd Jongewaert begraven aan de voet van de kolom waartegen de preekstoel leunt, waarvan hij op 7-jarige leeftijd de eerste steen had gelegd. Zijn grafsteen met uitvoerig grafschrift ligt ng steeds vlak voor de deur van de consistoriekamer maar is zwaar verweerd. Op 6 augustus 1740 waren de muren op hoogte en op 7 september was het kerkdak geplaatst. Op 1 april 1741 was het exterieur van de kerk gereed. Inwendig was het gebouw sober met witgepleisterde muren met op enkele plaatsen aan het plafond een kleine versiering. Alle koperen voorwerpen zoals de vier lichtkronen, de lezenaars en doopbekkenhouders werden overgenomen uit de oude houten kerk; de preekstoel werd nieuw vervaardigd. De grafstenen uit de oude kerk kregen een plaats in de nieuwe kerk.
Op 16 juli 1741 werd de Grote- of Sint Joriskerk in gebruik genomen, waarbij 's morgens de eerwaarde Joannes Horthemels een leerrede hield en 's middags de plaatselijke predikant Egidius Stokmans voorging. Met de bouw van de kerk was in totaal een bedrag van f49.031,- gemoeid.
Delen van muurresten van de ruïne van de oude Sint Joriskerk stonden nog deels rondom de nieuwe kerk. Ze maakten volgens de geschiedschrijvers een "afzichtig vertoon". In het najaar van 1780 werden deze afgebroken om ruimte te maken voor de bouw van het nieuwe rechthuis. In 2012 werd omtrek van de oude kerk in de bestrating tussen de kerk en het rechthuis weer zichtbaar gemaakt.
Nadat de oude torenspits in 1761 door de bliksem was getroffen, werd twee jaar later een nieuwe spits vervaardigd, die in 1764 werd voltooid. Naar aanleiding daarvan werd in de toren een gedenkplaat van hardsteen in de muur gemetseld met daarop de tekst: “Men mag de oudheid van dit gebouw roemen, en gissen dat het thans omtrent 500 jaaren gestaan heeft. ’t Is nogthans te beklagen dat men het jaar der bouwing niet vermeld vindt. Opdat nu de veranderingen, daaraan gemaakt, in ’t geheugen blijven, wordt hier aangeteekend, dat de spits (in plaats van de paal die in ’t jaar 1761 door bliksemvuur gedeeltelijk vernielt was) uit verzamelde liefdegiften onder ’t opzigt der kerkmeesters Simon Jongewaard juior, Anthoni Groen, Ao 1762 is gebouwd, en ook de hernieuweinge van dit bovengedeelte onder de Regeringe der Burgemeesters Klaas Witveld, Simon de Jager, en Dirk Banning’en ’t opzigt der kerkmeesters Willem Bruigom Tip en Corns Yff, door Argetectuure van Wiere Riedeman, Mr. Metselaar te Crommenie en Liboud Born, Mr Steenhouwer te Amsterdam Ano 1763 begonnen en in dese jaare 1764 voleindigt zijn. Quo testor Simon Jongewaard Secreatirs."
Nadat ook deze torenspits door de bliksem was getroffen werd aan het begin van de 19e eeuw besloten om deze niet meer te herstellen en werd de toren afgedekt met een plat dak.
De economische malaise waar het dorp in de eerste helft van de 19e eeuw in terecht kwam, wordt wel heel letterlijk geïllustreerd door het ineenstorten van de kerktoren. Waar de Spanjaarden in 1574 de toren niet omkregen, kreeg de natuur dit wel voor elkaar… Vermoedelijk door het verlaagde grondwaterpeil in de polder begon de kerktoren rond 1840 sterk te verzakken. Door geldgebrek lieten restauratieacties lang op zich wachten. Te lang, want het jaar 1843 was nog maar net ingeluid toen de kerktoren (nadat de klok nieuwjaarsmorgen half 6 sloeg) in elkaar stortte. Een nabijgelegen woning werd verwoest, waarbij een gezin van zeven personen en een knecht om het leven kwam. Een van de gevels van het weeshuis (nu in gebruik als restaurant op de Zaanse Schans) stortte in en een andere muur scheurde. Daarnaast werd een vlak bij de kerk gelegen sloot volledig gedempt door al het puin. Westzaan werd in de daaropvolgende dagen en weken bezocht door omstreeks 2000 ramptoeristen, de kranten besteedden veel aandacht aan de torenval en zelfs complete dichtbundels werden uitgegeven. De toren is nooit herbouwd en de stenen van de voormalige toren werden gebruikt voor de voorgevel van een stolpboerderij aan de Zuiderweg 13 in Wijdewormer (nog steeds aanwezig). Het grondplan van de toren is tegenwoordig zichtbaar gemaakt in het stratenplan voor de ingang van de Grote Kerk. De klok van het rechthuis nam de functie van luidklok over. Deze klokkenluider werd in 1866 tevens aangesteld als organist.
Eind 19e eeuw was aan de noordoostkant van de kerk een schoollokal gebouwd, dat in de 20e eeuw werd afgebroken.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog richtten de Duitsers op de zolder van de kerk een uitkijkpost in; in de kerk werden soldaten gelegderd.
Omdat het gebouw tijdens de winters niet te verwarmen viel, werd in de jaren '50 in de oostbeuk een zogenaamde winterkerk gebouwd. De kerk raakte echter steeds meer in verval en omdat rijkssubsidie uitbleef, moest in 1966 worden besloten de kerk te sluiten
omdat het onverantwoord bleek nog langer diensten te houden.
Uiteindelijk kon men in december 1967 beginnen met restauratie van de bouwvallige kerk, die in 1970 weer in gebruik werd genomen. Aan de gevel waar ooit de kerktoren tegen had gestaan werd in latere jaren een luidklok aangebracht, afkomstig van de Gereformeerde Kerk aan de Groene Jagerstraat. Het geluid werd minder indrukwekkend dan de toren tussen 1658 en 1843, maar niettemin klonk er op zondagmorgen weer een kerkklok.
Een jaar later werd een Samen-op-Weg proces gestart met de plaatselijke Gereformeerde Kerk en uit eigen middelen werd in 1972 de kap van de kerk gerestaureerd.

Hoofdorgel

Situatie tot 1967. Foto © Ansichtkaart

Of zich in de 14e- of 15e eeuwse kerk van Westzaan een orgel heeft bevonden, is niet bekend. Dit moet dan in ieder geval tijdens de verwoestingen door de Spanjaarden in februari 1574.
Na de reformatie, waarin het orgel werd gezien als "Satansch Fluytencast", werd in de in 1580 gebouwde houten kerk geen orgel geplaatst.
Hoewel bij de bouw van de huidige Grote- of Sint Joriskerk kosten nog moeiten werden gespaard voor met name het exterieur van de kerk, was er geen geld meer voor de aanschaf van een orgel. De Hervormde Gemeente van Westzaan vormde hierin geen uitzondering; slechts de Westzijderkerk in Zaandam had een orgel, verder leidden in de kerken in de Zaanstreek de voorzangers de gemeentezang.
Pas in 1857 werd het initiatief genomen om tot aanschaf van een orgel over te gaan door een "Commissie tot daarstelling van een orgel" werd opgericht. Het zou echter nog tot 1865 duren voor een contract voor een "acht-voets orgel met twee klavieren en aangehangen pedaal" met zestien stemmen voor "vier duizend achthonderd en vijftig gulden" ondertekend met de Amsterdamse orgelbouwers Pieter Flaes en Georg Diederich Brünjes, leerlingen van de orgelmakers Bätz & Witte uit Utrecht. Hoewel in eerste instantie vier spaanbalgen voor de windvoorziening zouden worden gebruikt, werd omdat "de trap die nu opgang krijgt op het midden van het oxaal de plaatsing der oude balgen niet toelaat" gekozen voor het toen veel modernere systeem van een magazijnbalg. Sindsdien bouwden Flaes & Brünjes overal een magazijnbalg.
Het oksaal  werd gebouwd door architect Lankelma uit Purmerend. De eerste steen voor de linker kolom waarop het oksaal steunt, werd op 8 maart 1866 gelegd door de 10-jarige Meiert Grootes en de 8-jarige Jacob Avis. Vier dagen later legden Jacob Hendrik Jans en Cornelis Jacob Hendrik Avis (beiden 14 jaar) de eerste steen voor de rechter kolom. Hun namen werden in marmer aangebracht aan de voet van deze kolommen.
Hoewel Pieter Flaes nog tot 1869 samenwerkte met zijn compagnon, heeft hij het orgel voor Westzaan alleen vervaardigd. Op 2 oktober 1866 begon hij met de opbouw in de kerk en op 20 november werd het goedgekeurd door organist A. Bruijn, organist van de Westzijderkerk in Zaandam.
Op zondag 2 december 1866 werd het instrument in gebruik genomen. 's Avonds om 7 uur gaf A. Bruijn een "orgelbespeling". Voor de pauze klonken een Fantasie uit "de Schepping" van J. Haydn, gearrangeerd door E. Köhler, daarna enkele "Variatiën op het Evang. Gezang 83"  door J. Kwast, vervolgens van diens hand het Praeludium en Fuga op B.A.C.H. en variatiën op het Engelsche Volkslied van Ch. H. Rinck. Na de pauze werden van J.S. Bach een Toccata en Fuga gespeeld, van R. Wagner het "Souvenir de Tannhäuser", het "Concert voor Fluit" van Ch. H. Rinck en tot slot de "Fantasie op het Nederlansche Volkslied" van J.W. Wilms.
In 1923 werd door A. Bik de mechaniek hersteld en de Octaaf 4' van het bovenwerk vervangen door een Voix Céleste 8'. Ook werd een Tremulant toegevoegd en het pedaalklavier vernieuwd.
Half jaren '20 werd Arie van Opstal (1895-1970) organist in Westzaan. Hij werd in 1928 tot en met 1951 opgevolgd door Dirk Andries Flentrop, zoon van de orgelmaker Hendrik Wicher Flentrop in Zaandam en later zelf orgelmaker. In de daaropvolgende jaren herintoneerde Flentrop het instrument naar de toen geldende opvattingen op het gebied van orgelbouw, onder invloed van de Orgelbewegung in Duitsland.
In de periode 1944-1945 verwijderde Flentrop de Bourdon 16' op het hoofdwerk. Hij stelde eerst een Quintadeen 16' voor in die plaats te disponeren maar dat ging niet door. Wel kwam op een electro-pneumatische pedaallade een Subbas 16'. Het pedaal, tot dan toe aangehangen aan het hoofdwerk, kreeg een pedaalkoppel. De Prestant 8' van het bovenwerk werd opgeschoven tot een Prestant 4', de Salicionaal 8' werd vervangen door een Flageolet 2' van ouder makelij. Tot slot kwam er een Sesquialter I-II sterk op een kantsleep en werd een nieuwe tremulant aangebracht. In november 1945 waren de werkzaamheden afgerond. De totale kosten die Flentrop in rekening bracht, bedroegen f600,-, minder dan de helft dan de in juni 1944 begrootte f1250,-. "Het meerder uitgevoerd werk deed ik uit liefhebberij", aldus Dirk Flentrop. Dirk Flentrop werd in 1952 als organist opgevolgd door de heer IJskes van de Herengracht in Zaandam. Hij werd na enkele jaren opgevolgd door Theo Valk en J.W. Maarsen uit Westzaan. Van 1957 tot 1959 organiseerde Jaap Janszn Zwart een zomerconcertserie op maandagavond. Ook in de jaren '60 werden er nog regelmatig orgelconcerten gegeven, ten behoeve van het restauratiefonds van de kerk. Ongeveer halverwege de jaren '60 werd D. van Egmond benoemd tot omstreeks 1975 Willem Tip organist werd.
Inmiddels was in 1956 door D.A. Flentrop de Voix Celeste 8' uit 1923 gewijzigd in een Quintfluit 1 1/3'.
Tijdens de kerkrestauratie in de periode 1967-1970 werd het orgel gedemonteerd door D.A. Flentrop en deels opgeslagen bij cacaofabriek "De Paradijsvogel" in Westzaan. De langste pijpen kregen onderdak bij Flentrop in Zaandam. Onder het orgeloksaal werd een nieuwe ingangspartij gebouwd. Na ingebruikname van de kerk werd het orgel nog niet direct teruggeplaatst omdat de kerk nog veel te vochtig was. Tijdelijk werden de diensten op een elektronicum begeleidt. In de periode 1971-1972 werd het teruggeplaatst. De daaropvolgende jaren verdwenen beide afsluiters en had orgelmaker Klop uit Garderen de trede van de pedaalkoppel gewijzigd.
In 1975 werd de intonatie herzien en werd de Sesquialter vermaakt tot Terts 1 3/5' om te proberen "het oude klankkarakter" weer terug te krijgen.
Toch was de klank van het orgel door al deze werkzaamheden ver van de originele klankkleur uit 1866 af komen te staan. Daarnaast was het pijpwerk verder in slechte staat, zodat het orgel uitgesproken slecht klonk. In 1998 werd dan ook een restauratie/reconstructieplan opgesteld en in 2001 werd aan de orgelmakers Elbertse uit Soest opdracht gegeven tot restauratie. Hierbij werden ondermeer de klavieren gereinigd en hersteld, pedaalklavier hersteld, de registerplaten (1945?) aangepast, mechanieken gerepareerd, de tremulant vernieuwd en de dispositie hersteld naar de situatie van 1866. De kantsleep met de Terts bleef wel gehandhaafd; deze werd opgeschoven tot een Roerquint 3'. De Fluit 2' van het bovenwerk werd nieuw gemaakt, de Salicet 4'  werd samengesteld uit pijpwerk van de Salicionaal 8' uit het orgel van de Remonstrantse Kerk in Den Haag, aangevuld met nieuw pijpwerk. Het pneumatische pedaal is verwijderd en alles werd voorbereid voor een zelfstandig pedaal. Op 26 januari 2002 is instrument het weer in gebruik genomen. Hierbij werd het bespeeld door Wim Diepenhorst, die als adviseur bij de restauratie betrokken was en door  Jan Lienos en Joost Rijken, organisten van de kerk.
In 2008 kon het pijpwerk op het pedaal worden geplaatst. Men had vier registers gekocht, afkomstig uit het Vermeulen-orgel uit 1948 van de Sint Josephkerk te Dongen. Het pijpwerk werd geplaatst in een aparte kas (ondanks de wens in een rapport van orgeladviseur J.J. van der Harst al het pijpwerk in één orgelkas onder te brengen om hinderlijke effecten voor organisten te voorkomen) en geïntoneerd door de firma A. Nijsse & Zoon uit Oud-Sabbinge. Op 4 april 2008 is het orgel weer in gebruik genomen met een concert door Herman van Vliet.

Huidige dispositie van het Flaes & Brünjes-orgel (1866):

Hoofdwerk:

Bovenwerk:

Pedaal:

Bourdon 16'

Prestant 8'

Subbas 16'

Prestant 8'

Viola di Gamba 8' - C-B in Holpijp 8'

Octaafbas 8'

Roerfluit 8'

Holpijp 8'

Gedekt 8'

Octaaf 4'

Salicet 4'

Bazuin 16'

Fluit 4'

Roerfluit 4'

Quint 3'

Roerquint 3'

Werktuiglijke registers:

Octaaf 2'

Fluit 2'

Koppel Hoofdwerk-Bovenwerk

Mixtuur IV sterk

 

Koppel Pedaal-Hoofdwerk

Cornet IV sterk disc.

 

Koppel Pedaal-Bovenwerk

Trompet 8' basc./disc.   Tremulant Bovenwerk

Tijdelijk orgel (1940-1941)

Situatie 1939-1940 te New York.
Foto ©: Flentrop Orgelbouw

In 1940 werd in de Grote- of Sint Joriskerk in Westzaan door D.A. Flentrop een tweede orgel geplaatst. Dit was een jaar eerder gebouwd door H.W. Flentrop voor het Nederlandse Paviljoen op de wereldtentoonstelling in New York. Hier was het onderdeel van een wandschildering van professor Jurres. Het front was ontworpen door P. Gromberg. Flentrop was zelf in die tijd organist te Westzaan, zodat het nieuwe orgel tijdelijk in "zijn" kerk kwam te staan.
In 1941 werd het Flentrop-orgel overgeplaatst naar de Kiefhoekskerk in Rotterdam. Daar werd het in 1982 gerestaureerd en na sluiting van de Kiefhoekskerk in 1993 verkocht aan de Nieuw Apostolische Kerk in Rotterdam.

Dispositie van het Flentrop-orgel (1939):

Manuaal I:

Manuaal II:

Pedaal:

Roerfluit 8'

Quintadeen 8'

Subbas 16'

Prestant 4'

Blokfluit 4'

Prestant 8'

Mixtuur III-IV sterk

Prestant 2'

Gedekt 8' - transmissie

Trompet 8'

Scherp II-III sterk

Octaaf 4' - transmissie

Werktuiglijke registers:
Koppel Manuaal I-Manuaal II
Koppel Pedaal-Manuaal I
Koppel Pedaal-Manuaal II

Koororgel

In 1956 plaatsten de orgelmakers Pannekoek en Vermue uit Lisse een klein orgel met aangehangen pedaal in de Gereformeerde Kerk in Hersteld Verband aan het Hazepad in Zaandam (later in gebruik bij de Hervormde Gemeente van Zaandam). De orgelbouwers stelden het instrument uit oude onderdelen samen. Het pijpwerk was begin 1900 vervaardigd door een onbekende orgelmaker, met uitzondering van een Quint die de orgelbouwers zelf bij plaatsten.
Nadat bekend werd dat deze kerk zou worden gesloopt, werd in 1978 het instrument als koororgel in de Grote- of Sint Joriskerk in Westzaan in gebruik genomen. Daarbij ontwierp de Westzaanse architect Hans Valk een nieuwe kas, die werd vervaardig door timmerman en meubelmaker Gerrit Volkers. De beschildering is van de hand van Dirk Kit. De Hazepadkerk in Zaandam werd in 1980 afgebroken.

Dispositie van het Pannekoek-Vermue-orgel (1956):

Manuaal:

Pedaal:

Holpijp 8'

Aangehangen

Prestant 4'

Fluit 4'

Nasard 2 2/3' vanaf c

Octaaf 2'


 

Terug naar boven